Comparative Constitutional Law, Democracy, Dutch Politics, Law and Religion, Public Theology, Religion and Politics, Whither Europe?

Reflectie, tijdens boekpresentatie “Gescheiden partners. Een geschiedenis van overheid en religieuze organisaties in Nederland” (II)

Hieronder de tekst zoals uitgesproken tijdens bovenstaande boekpresentatie op dinsdag 3 mei j.l. in de Doelenzaal, Universiteitsbibliotheek van de Universiteit van Amsterdam.

Graag feliciteer ik de beide auteurs, James Kennedy en Mart Rutjes, en Uitgeverij Prometheus op deze plaats nogmaals met de verschijning van dit boek, dat ik van harte aanbeveel aan wie geïnteresseerd is in het onderwerp.

De verwijzing naar het boek The Challenge of Pluralism direct op de eerste bladzijde van Gescheiden partners riep bij mij herinneringen op aan september 1999, toen ik tijdens de jaarvergadering van de American Political Science Association in Atlanta een paper presenteerde over ‘The Changing Relationship Between Church and State in Europe’. Onder mijn gehoor bevond zich ook Dr. Stephen V. Monsma, een van de twee oorspronkelijke auteurs van dit boek, dat in 1997 was uitgekomen.

Monsma was zichtbaar ‘not amused’. Dit omdat ik zijn behandeling van het Nederlandse model van kerk-staatverhoudingen onder kritiek stelde. Hij beschouwde dat niet als ‘model voor de rest van de wereld’, zoals de openingszin van Gescheiden partners luidt. Het boek beperkt zich welbewust tot liberale democratieën. Wel hoopte hij het als een spiegel te gebruiken voor de Verenigde Staten, waar hij de neutraliteit van het stelsel van strikte scheiding van kerk en staat in twijfel trok.

Mijn kritiek betrof niet zozeer de alternatieve opvatting van neutraliteit die het uitgangspunt vormt voor het pluralistische model. Het ging mij om, zoals ik het in een Engelstalige recensie van het boek voor Acta Politica datzelfde jaar uitdrukte, ‘the empirical observation that the authors seem to underestimate the changes that have taken place in Dutch society and politics since the 1960s. (…) [A]t a time when there is growing criticism of the model of strict separation in the United States, usually combined with interest in especially the pluralist model of church-state relations, in the Netherlands ironically a shift from the pluralist model towards strict separation can be discerned.” (p. 387)

Het is tegen deze achtergrond verheugend dat er met Gescheiden partners nu een gedegen historisch onderzoek ligt naar de ontwikkeling van de kerk-staatverhoudingen in Nederland. Daarbij constateer ik dat de auteurs, met hun bevinding dat ‘afwijkend van het rooskleurige beeld dat is geschetst in de Challenge of Pluralism (…) wij van mening [zijn dat de door ons geconstateerde verschuivingen in overheidsprioriteiten] (…) het Nederlands pluralistisch bestel wel verzwakken’ (p. 12), mijn hypothese van weleer gedeeltelijk bevestigen. ‘[H]et Nederlandse pluralistische bestel [is] (…) nog wel intact, maar (…) “de staat” [is] een steeds dominantere rol (…) gaan spelen ten aanzien van “de kerk”’, schrijven zij (p.  11)

Dit laatste verklaart waarom de auteurs het andere deel van de hypothese, te weten de ontwikkeling in de richting van een scheiding van kerk en staat, niet onderschrijven. Zij maken behartenswaardige opmerkingen over de onmogelijkheid van een dergelijke scheiding (zie bijv. p. 203). In recentere publicaties ben ik zelf het beeld gaan gebruiken van een ontwikkeling in de richting van het staatskerkmodel, maar dan in de zin dat het ‘gevestigde’ liberalisme zelf een steeds sterker theologisch karakter aanneemt.

De auteurs betwisten de ‘gedachte dat de staat een specifieke ideologische houding heeft aangenomen tegenover religie en religie ziet als – afhankelijk van de interpretatie – goedwillend of problematisch’. ‘Onze eigen historische studie laat (…) zien dat de Nederlandse overheid meestal niet gedreven wordt door een sterke ideologische stellingname ten aanzien van religie.’ (p. 25)

Dat verklaart waarom in het boek de term ‘overheid’ 488 keer voorkomt en de term ‘liberalisme’ vijf keer, waarvan eenmaal in een noot. Vermoedelijk om dezelfde reden valt de term ‘principieel pluralisme’ – toch de titel van het hoofdstuk over Nederland in The Challenge of Pluralism – zelfs in het geheel niet.

Peter van Rooden onderscheidt in zijn boek Religieuze regimes. Over godsdienst en maatschappij in Nederland, 1570-1990, waarnaar de auteurs verwijzen, diverse tijdperken: de periode van de publieke kerk, de periode van het protestantse vaderland (19de eeuw), de periode van de verzuilde samenleving (20ste eeuw) en de terugkeer van de eenheid (sinds de jaren zestig). 

In Gescheiden partners krijgen de laatste twee overgangen, mijns inziens, wat weinig inhoudelijk reliëf. Zoals The Challenge of Pluralism stelt, ‘[t]he issue that crystallized the tension between state and church authorities was state provision of education in the nineteenth century.’ Momenteel is onderwijs wederom het meest sprekende geschilpunt.

Volgens Gescheiden partners is er ook na 1966 sprake van religieuze regimes, aangezien ‘de overheid (…) religieuze organisaties [bleef] inzetten om beleid uit te zetten.’ (p. 194) Dat valt bezwaarlijk te ontkennen. Zoals de casus van het onderwijs leert, kwalificeert echter bovenal ‘de terugkeer van de eenheid’ zelf als religieus regime.

Voor meer informatie over (de achtergronden van) het boek, zie: https://hansmartientennapel.com/2022/04/19/reflectie-tijdens-boekpresentatie-gescheiden-partners-een-geschiedenis-van-overheid-en-religieuze-organisaties-in-nederland/.

Advertisement

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.