
- For the original English-language substack post, see https://open.substack.com/pub/hansmartientennapel/p/a-dutch-post-liberal-moment?r=9844n&utm_campaign=post&utm_medium=web.
Het kan verkeren. In het voorjaar van 2022 presenteerden we een Nederlandstalige verkenning van het postliberalisme, in aanwezigheid van o.a. hoogleraar Politicologie aan de Universiteit van Kent Adrian Pabst. Pabst had een jaar eerder zijn eigen boek Postliberal Politics. The Coming Era of Renewal uitgebracht.
Ik herinner mij dat onder de aanwezigen bij het aansluitende diner de vraag rees of het postliberalisme in Nederland concreet politiek perspectief had. Die vraag vond niemand toen eenvoudig te beantwoorden en de conclusie luidde dan ook dat dat nog wel even kon duren.
Goed een jaar later zijn er twee nieuwe partijen opgericht, waarvan er een – de BoerBurgerBeweging (BBB) – bij de Provinciale verkiezingen van maart in alle twaalf provincies de grootste is geworden. De andere, Nieuw Sociaal Contract (NSC), maakt volgens de peilingen kans bij de Tweede Kamerverkiezingen van medio november in een keer de grootste partij te worden.
Het zou het nodige onderzoek vergen om vast te stellen of, en zo ja in hoeverre, deze partijen het etiket ‘postliberaal’ verdienen. Daarvoor moet in het geval van NSC eerst ook nog meer bekend worden over het programma, al zijn de contouren daarvan duidelijk.
Wel vast te stellen valt dat het in beide gevallen tot op zekere hoogte protestpartijen betreft. Bij BBB gaat het daarbij om protest tegen de voorgenomen milieumaatregelen van het inmiddels demissionaire kabinet-Rutte IV, die op de voorgestelde wijze vergaande gevolgen zouden hebben gekregen voor de boerenbevolking.
Deze laatste vormde van oudsher de natuurlijke achterban van de christen-democratische partij (CDA), die als coalitiepartner medeverantwoordelijkheid droeg voor het beleid. De lijsttrekker van BBB, Caroline van der Plas, was eerder gemeentelijk voor het CDA actief. De kandidaat voor het minister-presidentschap die BBB begin september presenteerde, Mona Keijzer, is voormalig bewindspersoon namens het CDA. Ook dong zij enkele malen mee naar het lijsttrekkerschap van haar oude partij.
Nieuw Sociaal Contract is zoals bekend de naam van de vorige maand opgerichte partij van het voormalige CDA-Tweede Kamerlid Pieter Omtzigt. Hij bracht, samen met o.a. Renske Leijten van de Socialistische Partij, de afgelopen jaren het kindertoeslagenschandaal aan het licht.
Dit schandaal heeft het vertrouwen van burgers in de rechtsstaat op zodanige wijze aangetast, dat er volgens Omtzigt een ‘Nieuw Sociaal Contract’ nodig is om dat weer enigszins te herstellen. Regelmatig wordt opgemerkt dat de term ‘sociaal contract’ minder gelukkig is gekozen, maar dit begrip kent uitgelegd als ‘convenant’ aanzienlijk oudere en ook christelijke wortels. De partij beroept zich in haar grondslagendocument expliciet op het christelijke personalisme.
Ook Omtzigt heeft in het verleden meegedongen naar het lijsttrekkerschap van het CDA, terwijl verscheidene andere prominente christen-democraten inmiddels de overgang hebben gemaakt naar de nieuwe partij. De partijvoorzitter is diaken geweest in het bisdom Groningen-Leuwarden en het aartsbisdom Utrecht. Hij verzorgde verscheidene publicaties samen met de bekende Duitse Benedictijnse monnik Anselm Grün.
Het CDA zelf, tenslotte, gaat met een nieuwe lijsttrekker en een, naar eigen zeggen, ‘sociaal-conservatief’ profiel de verkiezingen in. Deze laatste aanduiding is in meerdere of mindere mate ook van toepassing op BBB en Nieuw Sociaal Contract.
Een andere manier om dit profiel te omschrijven is dat er bij de komende verkiezingen maar liefst drie christen-democratische partijen om de gunst van de kiezer wedijveren. Dit nog afgezien van de van oorsprong kleinere ChristenUnie en de Staatkundig-Gereformeerde Partij, die in ruimere zin ook tot deze politieke stroming kunnen worden gerekend.
Uniek voor Nederland is niet. Gedurende het grootste deel van de 20ste eeuw bestonden er immers drie grotere ‘christen-democratische’ partijen, twee protestants-christelijke en een rooms-katholieke. Gezamenlijk behaalden deze partijen doorgaans een parlementaire meerderheid, tot de culturele revolutie van de jaren zestig daaraan een einde maakte. Ooit ben ik gepromoveerd op een proefschrift waarin ik de ingewikkelde fusiebesprekingen tussen deze drie partijen reconstrueerde, die rond diezelfde tijd van start gingen en in 1980 resulteerden in de oprichting van het CDA.
In combinatie met mijn tegenwoordige belangstelling voor het postliberalisme, behoeft het daarom geen verder betoog dat ik de hierboven beschreven partijpolitieke ontwikkelingen met belangstelling volg. Daarbij vormt mijn vertrekpunt de hypothese dat een werkelijk christen-democratische partij in meer of mindere mate ook ‘postliberaal’ moet zijn.
Dit blijkt alleen al uit de namen van de twee protestants-christelijke partijen, Anti-Revolutionaire Partij en Christelijk-Historische Unie. Anti-revolutionair betekende in dit verband dat zij zich keerde tegen beginselen van de Franse Revolutie als ‘vrijheid’ en ‘gelijkheid’. Voor de katholieke partij gold dat historisch zeker niet minder, al had deze partij tegelijk ook de gelijkberechtiging van katholieken in de Nederlandse samenleving ten doel.
Het gaat, zoals gezegd, de grenzen van deze substack te buiten om alle drie de partijen langs de postliberale meetlat te leggen. Vermoedelijk zou uit een dergelijk onderzoek blijken dat zij geen van alle volledig aan dit profiel voldoen. Bovendien zijn er andere, niet of nog minder expliciet-christelijke partijen, die wellicht juist hoger zouden scoren.
Wel kan worden vastgesteld dat Nederlandse kiezers bij de komende Kamerverkiezingen op deze wijze enigszins in een luxepositie verkeren. Regelmatig klinkt in bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk of de Verenigde Staten de wens dat dergelijke partijen daar ook meer kans zouden maken dan om verschillende redenen thans het geval is. Het zou ook al kunnen helpen als het christen-democratische gedachtegoed sterker zou doorwerken in de aldaar gevestigde partijen.
In een bekende Nederlandstalige inleiding tot de politieke filosofie van de christen-democratie, wordt teruggegaan tot denkers als Augustinus, Thomas van Aquino, Erasmus, Luther, Calvijn, Ignatius de Loyola, Vitoria, Bodin, Burke, Bonald, Maistre, Lamennais en Maritain.
Een ‘mixed bag’, zal menig lezer waarschijnlijk denken. Tegelijk is duidelijk dat de democratie en rechtststaat waaraan velen tegenwoordig zo gehecht zijn, niet goed te begrijpen vallen zonder kennis van deze ideeëngeschiedenis.
Een meer postliberale vraag luidt vervolgens of zij wel in stand zullen kunnen blijven op exlusief liberale basis, in plaats van als ‘christen-democratie’. Vandaar ook dat de vraag uit de titel van deze blogpost, ‘Een Nederlands postliberaal moment,’ ook voor andere landen van aanzienlijk grotere betekenis is dan op het eerste gezicht het geval zou kunnen lijken.
