
For the original English-language substack post, see: .https://open.substack.com/pub/hansmartientennapel/p/the-old-is-the-new?r=9844n&utm_campaign=post&utm_medium=web.
Januari is, mede dankzij de hulp van de in mijn vorige substack genoemde materialen, een heel goed bestede maand geweest. Toch sprong een activiteit met kop en schouders boven de andere uit. Dat betrof de ontmoeting met Lord Maurice Glasman, die in Den Haag een lezing gaf over ‘Post-Liberalism and Blue Labour Politics’.
Blue Labour is een in de nasleep van de financiële crisis van 2007-08 opgerichte hervormingsbeweging binnen de Britse Labour Party. Lord Glasman zelf is ruim tien jaar geleden benoemd tot Life Peer in het Britse House of Lords.
Het is om verschillende redenen niet nodig de beweging of de spreker hier veel nader te introduceren. Ten eerste staat de lezing, die plaatsvond op uitnodiging van de Stichting Socires, inmiddels online. Hetzelfde geldt voor een gesprek van ruim een uur dat de dag erna in Leiden is opgenomen.
Ten tweede is afgelopen september van de hand van Glasman het boek Blue Labour and the Politics of the Common Good verschenen. In de aanloop naar de lezing was ik in de gelegenheid het boek te lezen en ik beveel iedere geïnteresseerde aan hetzelfde te doen.
Het boek vormt een mooie illustratie van de positieve kracht die de stroming van het postliberalisme wil zijn. In de beeldvorming bestaat ten onrechte het idee dat het een negatieve stroming is, die zich vooral tegen het liberalisme richt.
In zijn lezing maakt Glasman vrij snel duidelijk dat dat in elk geval voor hem niet geldt. Ook zijn boek bevat, behalve een scherpe probleemanalyse, een schets voor een hoopvolle politiek die ook buiten het Verenigd Koninkrijk kan aanspreken.
Blue Labour laat zich daarbij inspireren door tenminste drie tradities. Ten eerste is dat de Bijbel en in het bijzonder de katholieke sociale leer. In de tweede plaats speelt de klassieke, Aristoteliaanse filosofie een rol in dit denken. Ten derde laat het zich inspireren door het socialisme.
Het is boeiend om te zien hoe in elk geval het traditionele Labour, dat Glasman wil revitaliseren, zich daarmee in zekere zin positief onderscheidt van de Nederlandse sociaal-democratie. Als gevolg van de verzuiling in de 20ste eeuw, toen de Nederlandse samenleving uiteenviel in katholieke, protestantse, socialistische en liberale volksdelen, is deze laatste aanzienlijk seculierder van karakter.
Na de Tweede Wereldoorlog presenteerde de nieuw opgerichte Partij van de Arbeid zich weliswaar als een Doorbraakpartij, die beoogde de vooroorlogse partijverhoudingen te doorbreken. Daarbij had het door iemand als mede-oprichter Willem Banning (1888-1971) uitgedragen personalistische socialisme als basis kunnen fungeren.
Zoals weldra bleek, keerden de confessionele partijen echter weer terug. Hoewel deze op electoraal gebied concurreerden met de sociaal-democratie, was er inhoudelijk zeker ook sprake van verwantschap. In Nederland is Glasman daarom ook een interessante gesprekspartner voor wat later de christen-democratie is gaan heten.
Tot de christen-democratie in de ruime betekenis behoort in Nederland zeker ook de ChristenUnie. Hoewel deze partij is ontstaan uit een fusie van twee protestantse partijen, is er daarbinnen de laatste jaren sprake van een groeiende belangstelling voor het katholieke sociale denken.
Dat katholieke sociale denken is zoals gezien precies wat Glasman, die zelf joods is, met name inspireert als het gaat om de christelijke traditie. Zoals uit de ontstaansgeschiedenis van Blue Labour al naar voren komt, concentreert hij zich daarbij op de meer sociaal-economische onderdelen daarvan.
Concreet gaat het dan om het zogeheten Rijnlandse model van kapitalisme, dat de nadruk legt op samenwerking tussen overheid, werkgevers en werknemers. Daarmee heeft het een socialer gezicht dan het Angelsaksische kapitalisme, waarin de vrije markt centraal staat.
Als gevolg van de globalisering is dit Rijnlandse model de afgelopen decennia onder druk komen te staan. De neoliberale koers van de Europese Unie vormde daarbij een belangrijke factor. Het is een van de reden waarom Glasman als een van de weinigen binnen Labour campagne heeft gevoerd voor de Brexit.
Voor Glasman is populisme niet per definitie een besmet woord. Tien jaar geleden omschreef hij een populist voor de Nederlandse televisie al als een politicus die dicht bij het volk wil staan.
Onder de bevolking zelf heeft het populisme deels een sociaal-economische achtergrond. Voor zover de toenemende ongelijkheid daarin een belangrijk aandeel heeft, ligt het in de rede te verwachten dat een terugkeer naar het Rijnlandse model zou kunnen helpen.
Toch lijkt dat model zich niet in een grote populariteit te mogen verheugen. In een stroming als de ‘Derde Weg’ van Bill Clinton en Tony Blair leek het streven er eerder op gericht om de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk verder op te stoten in de economische vaart der volkeren. In Europa is de situatie nog altijd niet wezenlijk anders.
De vraag is hoe dat valt te verklaren. Het antwoord schuilt niet alleen in de koers die christen- en sociaal-democratische partijen zijn gaan varen. Het heeft er ook mee te maken dat dit gedachtengoed onbekender is geraakt.
In de katholieke sociale leer zelf wordt beklemtoond dat deze niet los verkrijgbaar is. Zij staat in een onverbrekelijk verband met de rooms-katholieke geloofsleer. Het ligt dan niet anders dan in de rede dat, als deze laatste wordt verlaten, ook het draagvlak voor de sociale leer afneemt.
Dat is wellicht, naast alle waardering, een kritiekpunt op Blue Labour. Het lijkt wat weinig oog hiervoor te hebben. Als het bijvoorbeeld het begrip algemeen welzijn definieert, doet het dat vooral met betrekking tot de politieke economie. Een belangrijk trefwoord is verder ‘pluralisme’.
Het vormt een voornaam verschil met de, om deze reden radicalere, Amerikaanse variant van het postliberalisme. Bij deze vormt, in de vorm van het natuurrecht, een objectieve moraal een integraal onderdeel van het door haar voorgestane constitutionalisme. Daarbij loopt het dan overigens weer tegen andere problemen op, die het gematigder, Britse postliberalisme niet of minder heeft.
Toch is het de moeite waard ook een overeenkomst te signaleren tussen beide. Die is gelegen in de paradox dat, zoals Glasman het formuleerde: ‘the old is the new’. In het hierboven genoemde vraaggesprek spreekt hij niet over een ‘crisis’, maar over ‘de dood van de democratie’.
Voor een uitweg uit deze ernstige situatie zouden zowel Europa als het Verenigd Koninkrijk er wijs aan doen nog eens te kijken welke schatten verborgen liggen in de christen- en sociaal-democratische tradities uit met name het begin van de na-oorlogse periode.
Tot besluit
Een ander hoogtepunt afgelopen maand vormde een lezing die ik op uitnodiging van de Studentenvereniging voor Internationale Betrekkingen gaf over ‘De huidige staat van de Nederlandse parlementaire democratie’. Deze lezing, die een bredere relevantie heeft dan voor Nederland alleen, heb ik inmiddels uitgeschreven t.b.v. latere publicatie.
Ook verscheen een column over ‘de grenzen van constitutioneel realisme’, maar ook daarover een andere keer meer.